* De Nederlandse tekst vind je verderop *
This is Shizuko (75) showing off pictures of the silk worms she used to breed. In Fukushima, she owned a nursery with ten thousand mulberry trees. Today, Shizuko lives in a refugee camp in Nihonmatsu, a town close to the Namiye village, the place from which she and all other residents were evacuated shortly after the Tsunami and the nuclear disaster. I visited the refugee camp together with two of my Japanese colleagues to interview refugees about how the disaster has impacted their life.
About three hundred people live in this camp, which is financed by TEPCO, the company that owns the nuclear plant held responsible by the Japanese government for all the damage done. In the camp, refugees receive a monthly allowance of ¥ 150.000 (around € 1500) and, through the Red Cross, they are provided with appliances and household utilities. Also, a number of volunteers offer help. Despite this, everyone we spoke to reported feeling depressed and frustrated. A year after being forced to abandon their homes and businesses in the shadow of the Fukushima nuclear plant, they are still living in limbo, unable to return, waiting. Many have already left the region and settled in other parts of Japan or immigrated to other countries to start a new life abroad. Those that remain are mostly farmers or elderly people with too little energy to build something new.
Every two months, the refugees are allowed to return
to their homes and their land for a few hours. They wear special
protective clothes and when they enter the area, their cattle react
to the sound of the car engine and approach, asking in their own way
to be cared for. Ostriches, that were previously kept in the nursery,
have become wild and roam around freely, as do the pigs who cause
extensive damage to the refugees’ homes. In search of food, they
gnaw on doors for as long as it takes to get through and, once
inside, they ruin interiors and make a huge mess. Every time refugees go back to their village, they
see that their homes and their land are more degraded than the time
before. Nonetheless, most of them cherish the idea of going back and
are against the Japanese government’s proposed plan to build a new
town in a safe area. And while they wait, they tend to their new,
albeit much smaller, gardens. Shizuko, the owner of ten thousand mulberry
trees now has four.
Fukushima 1
Dit is Shizuko (75). Ze laat fotos zien van de zijderupsen die ze kweekte in Fukushima, waar ze een kwekerij had met tien duizend moerbei bomen. Nu woont ze in een vluchtelingen kamp in Nihonmatsu, een stad dicht bij haar vroegere woonplaats Namiye. Kort na de tsunami en de nucleaire ramp is iedereen uit dit gebied geëvacueerd. Met twee Japanse collega's bezoek ik het kamp om mensen te interviewen over de impact die de ramp op hun leven heeft gehad.
In dit kamp wonen ongeveer drie honderd mensen. Het wordt
gefinancierd door TEPCO, eigenaar van de kerncentrale, die door de
Japanse overheid aansprakelijk is gesteld voor alle schade. Men
krijgt een maandelijkse uitkering van ¥ 150.000 (ongeveer €
1500), het Rode Kruis heeft huishoudelijke apparaten en andere
spullen geleverd en ook vrijwilligers bieden hulp. Toch is iedereen die we spraken gefrustreerd en
depressief. Een jaar nadat men huizen en bedrijven heeft moeten
achtergelaten, verkeren de vluchtelingen nog steeds in het ongewisse.
Ze kunnen niet terug en wachten maar af. Veel mensen zijn overigens
al weg getrokken. Ze hebben zich elders in Japan gevestigd of zijn geëmigreerd om een nieuw leven in het buitenland op te bouwen. De achterblijvers zijn boeren of ouderen met te weinig energie om nog
iets nieuws te beginnen.
Eens in de twee maanden mogen de vluchtelingen
even terug, ingepakt in speciale
beschermende kleding. Als ze het gebied binnen rijden, reageert het
los lopende vee op het geluid van de auto. Van alle kanten komen
dieren naar hun toe lopen. Ze willen verzorgd worden. Struisvogels, die eerst in een fokkerij zaten, leven nu in
het wild en struinen overal rond, net als de varkens, die veel schade
aan de huizen toebrengen. Op zoek naar eten, knauwen ze net zolang
aan de deuren tot er een opening is. Eenmaal binnen ruïneren ze het
interieur en maken een verschrikkelijke troep.Telkens als de vluchtelingen terug gaan naar hun
dorp, zien ze hoe hun huizen en land verder aftakelen. Toch koesteren
de meesten het idee om terug te gaan en zijn ze tegen het plan van de overheid om een nieuwe stad te bouwen in een veilig gebied.
Terwijl ze afwachten, zorgen ze voor hun nieuwe, veel kleinere
tuinen. Shizuko, ooit eigenaar van tien duizend moerbei bomen, heeft er nu vier.
No comments:
Post a Comment